Een apart hoofdstukje voor de Pottenbakker ; pijpenmakers hadden de pottenbakkersovens nodig om de pijpen te 'bakken', vaak gingen ze samen met gebruiksaardewerk de oven in. Vooral in de 17e eeuw waren de pijpmakers nagenoeg volledig op de ovens van de pottenbakkers aangewezen. De doorgaans grote en zware pijpenpotten werden onderin de oven gezet, en daarboven het aardewerk van de pottenbakker. Indien het geglazuurd aardewerk betrof, kwamen er nogal eens glazuurdruppels op de pijpen. Niet altijd werden de pijpen dan weggegooid ; ook als 'B' keus werden deze vaak nog verkocht / gebruikt.
Op diverse plaatsen werden echter ook geheel geglazuurde pijpen gemaakt zoals de groene pijp hiernaast en hieronder. De pijp werd hierdoor exclusiever en dus ook duurder.
Een volledig geglazuurd pijpje uit het tweede deel van de 17e eeuw, gemaakt in Zuid Duitsland. Dit exemplaar is gevonden in de Amstel. Opvallend is het wat grotere en grovere formaat in vergelijking tot zijn Nederlandse tijdgenoten, en de rechte snijfilt. Glazuur en rechte snijfilt zijn waarschijnlijk direct terug te voeren op het feit dat in de 17e eeuw tabak en pijpmaken onder een staatsmonopolie vielen, waardoor het beroep van onafhankelijke pijpmaker daar niet bestond. Het waren vooral pottenbakkers die zich met pijpmaken bezig hielden.
Klomp aardewerk met pijpenstelen en glazuurresten. Gevonden in Gouda, in 19e eeuwse stort. Gebruikt om de pijpen in te kunnen steken om te glazuren. De te glazuren pijpen werden in een dergelijke klomp of klei tablet geplaatst, geglazuurd en gingen zo de oven in. Als ze eruit kwamen werden de stelen eenvoudig aan het uiteinde afgebroken.
Hieronder een paar aardewerk schijfjes die voor hetzelfde doel gebruikt werden en gevonden zijn op het voormalig fabrieksterrein van Goedewaagen.
Om de pijpen te bakken, werden grote speciaal daarvoor gemaakte potten gebruikt. De potten waren rond, vaak hoog, en zonder oren. Door in de pot een verticale staander aan te brengen waaromheen de kleipijpen gezet konden worden kon de pot gelijkmatig gevuld worden. Een dergelijke verticale staander werd ook wel 'trompet' genoemd ; een langwerpige verticale staander in de vorm van een omgekeerde toeter.
Dan ging de deksel op de pot en vaak werd ook de gehele pot nog eens met zogenaamde 'gemagerde' klei afgesmeerd om te voorkomen dat vuur of roet in de pot kon komen en om eventueel ongelijkmatige verhitting of verkleuringen hierdoor tegen te gaan.
Kenmerkend voor de potten zijn de drie poten of 'vinnen', en de vaak 'aangesmeerde' klei aan de buitenzijde
Fragmenten 'pijpenring' op de foto rechts. Laatste kwart 17e eeuw. Wanneer langstelige pijpen in een hoge ronde pijpenpot geplaatst werden om de oven in te gaan, werden ze doorgaans gelijkmatig rond een in het midden van de pot geplaatste staander ('trompet') gegroepeerd, en werden de stelen bij elkaar 'gebonden' met een ringetje klei.
Meer over de pijpenfabricage en vooral gebruikte gereedschappen in het hoofdstukje 'gereedschappen'
Een fragment van een 'pijpenring', gevonden in een stortje van pijpen met hielmerk IAK (Gouda, Suzanna Jacobs ca 1680-1700).
Fragment van een 'Trompet' ; een verticale staander die in de pijpenpot werd gezet om de pijpen centraal en gelijkmatig te kunnen plaatsen. Dit fragment is afkomstig uit de Tuinstraat in Gouda, ca midden 1800.
Hieronder een pijp vervaardigd door de leidse pijpenmakers Dirck Salomons of Dirck Samuels die tussen ca 1638 en 1675 in Leiden werkzaam waren en het merk DS gebruikten (ref *4). Het merk DS komt in verschillende varianten voor, en het is niet duidelijk welke pijpmaker welk merk of combinatie van merken gebruikte. Opvallend is dat de steel van de pijp vlak bij de kop voor het bakproces is afgebroken. Deze is gerepareerd waardoor er een verdikking zichtbaar is op de plaats van de breuk. Dergelijke reparaties zien we vooral in de 17e eeuw, wanneer de produktie nog een stuk kleinschaliger en duurzamer is dan later
De initialen DS, met erboven 3, en eronder 2 stippen/puntjes. Het is gebruikt door Dirck Salomons of Dirck Samuels in Leiden in de periode tussen ca 1638 en 1675 (ref *4).
Opvallend pijpje met twee rook kanalen bij de ketel. Wellicht is dit ook een 'gerepareerde' pijp geweest waarbij de steel er voor het bakken af was gebroken en opnieuw aangezet..
Hieronder pijpen met glazuurresten. Doordat vooral de 17e eeuwse pijp makers meestal zelf geen oven hadden en waren aangewezen op de ovens van de pottenbakkers, gingen de pijpen vaak tezamen met aardewerk de oven in. De pijpen gingen meestal in grote bakken of potten onderin de oven, daarboven ging het aardewerk. Lekkend of druipend glazuur kwam nog wel eens op pijpen terecht waardoor onderstaande modellen aan hun glazuur resten komen. Vaak werden deze pijpen gewoon nog gebruikt (al dan niet als B keus).
Een wat opvallende pijp, gevonden in oost zeeland, een ongemerkt fraai afgewerkt pijpje dat duidelijk als misbaksel weggegooid moet zijn.