De pijpenmakers verkochten en verpakten hun pijpen doorgaans niet per stuk maar in grotere aantallen. Deze pijpen werden, afhankelijk van het formaat doorgaans verpakt in manden, rond of plat en tonnetjes of kistjes. Een erg illustratief artikel van de hand van Bert van der Lingen is in 2013 verschenen in het Jaarboek van de PKN: 'Een huis vol pijpen. De boedelinventaris van Geertje Dircks van Neck te Gouda (1695)'. Niet alleen worden hierin veel verschillende soorten verpakkingen genoemd en besproken maar ook veel verschillende soorten pijpen, prijzen en kwaliteiten.
Tegen het einde van de 19e eeuw deden langgerekte, vierkante houten kistjes hun intrede waarin lange pijpen werden verpakt en konden worden vervoerd. De pijpen lagen strak tegen elkaar gestapeld en de tussenliggende ruimte werd doorgaans met houtzaagsel, houtkrullen of hooi opgevuld. Dergelijke kistjes waren bijvoorbeeld bij de Nederlandse firma's Goedewaagen en van der Want tot in de jaren 1930-1940 in gebruik.
Met papieren plakkers werd op de zijkanten en op het deksel de naam van de fabrikant en informatie over het soort en merk pijpen dat in het betreffende kistje zat aangegeven. De kist had ook een metalen hengsel.
Met name in de periode vlak voor en na de tweede wereldoorlog kregen verpakkingen van karton de overhand.
Cat nr 341 Grootkop Kromkop, Gekroonde TM, 21 Duimer van Goedewaagen. Steellengte ca 50 cm, op de linkerzijkant van de hiel staat het Wapen van Gouda als bijmerk. Deze modellen zijn waarschijnlijk tussen ca 1880 en 1940 gemaakt