Grospenningen zijn feitelijk gebakken 'muntjes' die al vanaf de 17e eeuw gebruikt werden als intern betaalmiddel voor de medewerkers of fabrieksarbeiders in de pijpenmakerij. Daar waar een pijpenmaker meerdere werknemers had, voerden deze doorgaans hun eigen, gespecialiseerde handelingen uit op de te maken pijpen. De rolder maakt de kleirollen, de kaster vormt de pijpen met de mal en de tremster werkt de pijpen (naden en glanzen) af. Om aan het einde van de werkdag of periode te kunnen onderscheiden wie er aan welke partijen (of 'gros') pijpen heeft gewerkt, krijgt iedere werknemer een gemakkelijk te herkennen 'grospenning'. De penning heeft een aparte vorm of onderscheidend merkteken. Op basis van het aantal penningen wordt dan aan het einde van een productie gang het loon uitbetaald. De vroegste grospenningen zijn al in de 17e eeuw te dateren. In de verzameling een aantal varianten, met verschillende versieringen, varierend van fraaie tafereeltjes (zie de 'penning' hierboven) of bijvoorbeeld munt indrukken, tot eenvoudige letters of getallen. Kleur en vorm verschillen treffen we ook aan.
Overigens, een pijpmakers 'gros' telde niet de standaard 144 pijpen, maar hield rekening met ca 10% breuk, waardoor een 'gros' pijpen begon als 160 stuks.
Behalve grospenningen, op deze pagina ook een aantal bijzondere pijpenkoppen van verschillende fabrieksterreinen, waar teksten in gegraveerd zijn ; op basis van het geschrevene lijken dit notities te zijn geweest, die betrekking hadden op de bewuste partij pijpmateriaal die de oven inging. Een soort 'post it' memo's ..
Hieronder een wat vreemde grospenning, met aan de ene zijde het merk ABC en op de andere zijde het wapen van Friesland. Geen van beide merken is gelijktijdig bij 1 en dezelfde pijpmaker in gebruik geweest volgens (ref *14). Echter, de pijpmaker Salomon van der Vin in Gouda heeft tussen ca 1788 en 1793 het merk ABC gebruikt, en tussen ca 1802 en 1814 het merk 'Wapen van West Friesland'