Pijpje van early plastic in de vorm van een (vrouwen)been. De ketel is van bruyere, afneembaar en via een schroefdraad in de steel bevestigd.
Twee pijpen van early plastic in de vorm van een geweer, de ketel is van bruyere, afneembaar en via een schroefdraad in de steel bevestigd.
Met de ontdekking van het vulkanisatie process in 1839 werden de gebruiksmogelijkheden van rubber enorm vergroot. De eerste fabrieken die deze techniek toepasten voor het maken van pijpen stonden vooral in Engeland.
Rubber is een natuurproduct dat gewonnen wordt door de bast van de rubberboom Hevea braslliensis op een gecontroleerde manier te beschadigen, zodanig dat niet de volledige sapstroom wordt onderbroken. De boom overleeft dus. De melkachtige, stroperige substantie is bekend geworden onder verschillende namen: in het Amazonegebied was de inlandse naam voor de rubberboom 'Cahucha' (wenende boom). Dit woord leeft voort in het Franse 'caoutchouc· en het Duitse 'Kautschuk', allebei 'rubber' betekenend. De naam 'rubber' werd in het midden van de 18e eeuw bedacht door de beroemde Engelse theoloog en wetenschapper Joseph Priestley. Nadat de Engelsman Thomas Hancock in 1820 had geêxperimenteerd met het vormen van rubber door het bloot te stellen aan hitte en mechanische kracht , hetgeen o.a. resulteerde in de waterdichte regenkleding van Charles Macklntosh, was het de Amerikaan Charles Goodyear die in 1839 het procédé van stabiliseren van rubber met behulp van zwavel, vulkaniseren genaamd, patenteerde.
Door langer vulkaniseren en grotere percentages toegevoegde zwave l (tot 50 %) werd een harder resultaat bereikt. Het aldus verkregen nieuwe materiaal is te beschouwen als het eerste halfsyntetische plastic. Het is gemaakt van een natuurlijk materiaal dat een chemische verandering ondergaat door toevoeging van zwavel, onder gecontroleerde omstandigheden. Het werd bekend onder verschillende namen die ofwel refereerden aan het vervaardigingsprocédé ofwel aan het uiter lijk: 'Ebonite'Ceboniet' in het Nederlands), omdat het sterk aan ebony (ebbenhout) deed denken, 'Vulcanite' wegens het vulkanisatieprocédé dat, omdat er hitte aan te pas komt vernoemd werd naar de Romeinse god die met vuur en zwavel werkte, Vulcanus; de derde naam 'hardrubber' spreekt voor zichzelf.
Bakeliet, officieel fenol-formaldehyde, is te beschouwen als de eerste volledig synthetische kunststof. Het werd uitgevonden in Amerika door de geboren Belg Leo Baekeland. Hij slaagde erin om de reeds lang bekende heftige reactie tussen fenol en formaldehyde onder gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden. Die omstandigheden - grote druk en temperatuur - vormden ook de kern van het patent dat hij in 1907 verkreeg.
Het resultaat van de reactie is een barnsteenkleurig hars, dat in geperste vorm samen met vulstoffen zoals zaagsel, asbest of textielvezel een harde thermohardende kunststof oplevert. De belangrijkste eigenschappen van deze stof, namelijk goede electrische isolatie, grote mechanische stevigheid en mogelijkheid tot massaproductie, maakten bakeliet tot de meest succesvolle kunststof van de eerste helft van de 20e eeuw.
[naar: R. de Haan (2002). PIJPEN, GEMAAKT VAN HARDRUBBER EN ANDERE 'EARLY PLASTICS, PKN blad nr 95. www.tabakspijp.nl]