Het merk GVD is in Schoonhoven gebruikt door Gerrit van Duuren. Er zijn tussen ca 1727 en 1815 meerdere personen met de naam Gerrit van Duuren geweest waarvan de eerste rond ca 1727 actief was, en de laatste rond 1815.
De in 1727 getrouwde Schoonhovense pijpenmaker Gerrit Bartholomeusz van Duuren (ook wel Gerrit van Duuren de oude) gebruikte het merk GVD en zijn zoon, Gerrit van Duuren junior, gebruikte vanaf circa 1772 het merk GVDR.
Naast onderstaande modellen zijn ook bekend met initialen GVD de N onder boom, Vogel op tak en de gekruiste pijpen met op andere zijde bloempot (ref *3)
"Met de publicatie van het boek 'De pijpenmakers van Schoonhoven in 2020 is er een belangrijk nieuw hoofdstuk aan de geschiedenis van de Nederlandse kleipijpen nijverheid toegevoegd. Het boek schetst een gedetailleerd tijdsbeeld van de verschillende Schoonhovense pijpenmakers, bevat vele tientallen namen en info van niet eerder bekende makers en gaat uitgebreid in op de impact die de nijverheid in Schoonhoven had op pijpenmakers in vele andere steden."
Het boek is het resultaat van ruim twee jaar archiefonderzoek en bevat naast het meest complete Schoonhovense overzicht, ook registers met merken en makers uit omliggende plaatsen. Een onmisbare determinatie hulp derhalve.
Meer info en bestellen via deze link.
Een ketelversiering van een vogel op een tak lijkt in de eerste helft van 1700 in Schoonhoven gebruikt te zijn door mogelijk verschillende pijpenmakers; de uitvoering met de initialen GVD zal van Gerrit van Duuren zijn, de uitvoering met de G mogelijk ook, of deze laatste is gemaakt door de Schoonhovense (en later Utrechtse) pijpenmaker Gerrit van Westdijk, hij gebruikte ook het merk GWD.
Pijpen versierd met het gekroonde wapen van Utrecht
Het Wapen van Utrecht was een populaire versiering op de pijpen die door verschillende vooral Schoonhovense pijpenmakers werden gemaakt. Ze probeerden hiermee een product te maken dat aansprak bij hun klanten in het nabijgelegen Utrecht, ongetwijfeld een belangrijke afzetmarkt. Toen het Utrechts stadsbestuur middels heffingen op pijpen die buiten de stad gemaakt waren probeerde de lokale pijpenmakers te steunen, werd de populariteit van het Wapen van Utrecht voor de Schoonhovense pijpenmakers minder.
Pijpen versierd met de gekroonde letter N
De gekroonde N was tussen ca 1700 en ca 1735 het persoonlijke merk van de pijpenmakers Gerrit en zijn zoon Jillis Nobel. Zij waren zo succesvol met een goedkope pijpen en maakten daarmee hun merk zeer populair, waardoor het al snel gekopieerd werd door andere, vooral Schoonhovense pijpenmakers. In 1737 oordeelde de Schoonhovense magistraat dat een enkele gekroonde letter op de ketel geen officieel merk was, en dat het merk van iedere pijpenmaker zijn 'naam in letters' (=initialen) was. Vanaf dat moment zijn dus ook andere pijpenmakers de gekroonde N op grote schaal gaan gebruiken en zij plaatsten hun eigen initialen doorgaans boven de kroon op de ketel.
In Schoonhoven ontwikkelde het merkgebruik zich in de late 17e en begin 18e eeuw anders dan in Gouda. Schoonhovense pijpenmakers uit deze periode plaatsten hun initialen op de zijkanten van de hiel. Wanneer persvormen doorverkocht werden, werden de merken van de vorige eigenaar niet altijd verwijderd.
Pijpen versierd met de gekroonde letters IG
In Schoonhoven was in het begin van de 18e eeuw (circa 1710-1745) de pijpenmaker Jan Gerritse actief. Hij lijkt de eerste pijpenmaker geweest te zijn die het merk IG gekroond op de ketel van zijn vooral goedkope pijpen zette. Hij lijkt hiermee dermate succesvol te zijn geweest dat zijn oorspronkelijke merk nog tot het einde van de 18e eeuw door veel andere pijpenmakers gebruikt werd, die doorgaans hun eigen initialen boven de kroon plaatsten.
Pijpen versierd met de gekroonde Ooievaar
De gekroonde ooievaar was een populaire versiering op de goedkoopste pijpen die door vooral Schoonhovense pijpenmakers werden gemaakt. Waarschijnlijk probeerden zij hiermee de klanten in Den Haag een extra aansprekend product voor te schotelen. Den Haag was een belangrijke afzetmarkt voor de Schoonhovenaren.
Op een zelfde wijze is vooral in de eerste helft van de 18e eeuw het Wapen van Utrecht een populaire versiering geweest, tot ca 1753 toen het Utrechtse stadsbestuur importheffingen instelde op pijpen die gemaakt waren buiten de stad. Zij probeerde hiermee de lokale pijpenmakers te ondersteunen hetgeen waarschijnlijk werkte want het wapen van Utrecht werd na dat jaar een steeds minder gebruikte versiering door de Schoonhovenaren.
Naast de wapen van Utrecht en Den Haag waren ook de wapens van Zeeland en de dubbelkoppige adelaar (het wapen van het Habsburgse Rijk, waar in de 18e eeuw de Zuidelijke Nederlanden toe behoorden) ook zeer populair.